Het Naamloze Volk, een verhaal

14-08-2016 00:00

Een volk dat geen naam had, leefde in volmaakte harmonie met hun bron. Al hun handelen ontsprong uit creatieve vreugde. Al hun handelen ontsprong uit volmaaktheid.  Niet zoals we dat vandaag kennen. Vandaag de dag handelen we vanuit behoefte, omdat we constant iets nodig hebben, we voelen ons nooit volmaakt.

Maar deze mensen hun handelen was als een overstromende kruik. Ze waren compleet en volmaakt, omdat de bron compleet en volmaakt is. Ze waren intelligent en hun bewustzijn strekte zich ver voorbij het woordelijke uit. De diepe Liefde die zij ervoeren schiep een subtiele energie dat hen allen op een zeer fijn niveau verbond. Alles was in afstemming tot elkaar en alles resoneerde met de volmaaktheid van de bron. Er was geen misbruik, er was geen oorlog, geen ruzie noch criminaliteit. Want ieder zag zijn eigen volmaaktheid in, niemand kende de sensatie "iets nodig te hebben".

Zij waren een met de bron, doch authentiek. Daar de bron zichzelf uitdrukte via authenticiteit. Ze leefden materieel eenvoudig. De natuur gaf hen alles wat ze nodig hadden. De natuur is een gesloten cyclus dat de oneindige openheid van de Geest ondersteunt.. En daarom was men geestelijk vrij en konden zij vrijelijk de oneindige vreugdevolle creativiteit en potentie van de bron tot uitdrukking brengen.

Het waren deze mensen die de bron manifesteerden door hun creativiteit . Er was geen ervaring van "arbeid" noch "inspanning", alles ging natuurlijk. Natuurlijk, zoals een kind vol vreugde zijn spel speelt. Hun geest was stil en sereen. Het was voor hen niet nodig te spreken. Ze waren op een subtieler en universeel niveau van elkaar bewust. Alles was in afstemming tot elkaar, doch in vrijheid.

Op een dag kwam er een man hun nederzetting bezoeken. Hij droeg een strak zwart pak, waar hij tot verbazing van het naamloze volk nauwelijks in bewegen noch ademen kon. Zijn geest toonde zwarte, dikke energie dat zijn onwetendheid verraadde.Omdat hij niet bewust was, manifesteerde zijn geest constant gedachten . Hij bracht gepatroniseerde geluiden voort. Niet zoals het naamloze volk. De geluiden die zij voortbrachten waren slechts ter ondersteuning van hun fysieke handelingen, of wanneer zij hun lichaam fijner wensten af te stemmen op de frequentie van bepaalde energieën.

Omdat het naamloze volk de geest van de man met gemak kon doorgronden, leerden zij dat de man deze warrige klanken als "spreken" beleefde. Omdat zijn volk niet bewust was, moesten zij deze gepatroniseerde klanken naar elkaar overbrengen om zichzelf te verduidelijken.

Een jongetje van het naamloze volk liep de man toe. Hij had uit de man zijn geest de vaardigheid tot spreken overgenomen. "Wie zijn jullie?" vroeg de man. De man vroeg naar een kuddeidentiteit, omdat zijn bewustzijn, de dierlijkheid waarin zijn ziel zich bevond, niet ontstegen was. Zo een dergelijke vraag is alleen mogelijk wanneer je geen Eenheid ervaart..

"Wij zijn wie wij zijn." antwoordde het jongetje.

"Wat is dat nou voor een antwoord?!" protesteerde de man, "Ieder welvarend volk heeft een naam."

"Wij hebben geen naam." zei het jongetje.

"Het zal wel." sprak de man spottend. "Laat mij eens zien wat jullie gebouwd en uitgevonden hebben."

Het jongetje overhandigde de man een kristal. Deze kristal was zodanig afgestemd, dat men op geestelijke wijze het gehele universum door kon reizen. "Je kunt hem het beste voor de zonnevlecht houden" verklaarde het jongetje.

Hebzuchtig nam de man het kristal aan. De man zijn energie stroomde niet, omdat zijn hele lichaam vol angstvallige krampen zat en zijn gewaar-zijn zich van zijn geest had afgesloten.                                      

 "Wat heb je hier nou weer aan?" vroeg de man. Door zijn botte geest en een energetische trilling dat niet voorbij het stoffelijke kwam, was het voor hem niet mogelijk de functie van de kristal te ervaren. "Als dit een juweel moet voorstellen, ben ik niet onder de indruk." zei de man , zichzelf nu steeds meer superieur voelende over het naamloze volk.                                

Het jongetje leidde de man verder hun nederzetting in en toonde hem een groot kristallen beeld dat op hun dorpsplein stond. "Dit beeld is gemaakt door een van ons meest krachtig bewuste wezens. Wanneer men schept vanuit Goddelijk inzicht, zal de kracht van dat bewustzijnsniveau zich over het hele volk uitstralen. Het is dankzij onze scheppingen dat onze evolutie en ons welzijn bespoedigd wordt," straalde het jongetje.

"Dit is tenminste wel indrukwekkend," commentarieerde de man. Zijn bekrompen geest bekeek dingen in superieur en inferieur. Bij zijn volk waren de scheppingen gebaseerd op het maken van indruk op anderen, of op andere dorpen en steden. Bij hun was de wens tot scheppen een reflectie van hun ego. Alles moest groot en indrukwekkend zijn, net zoals de kat die zijn haren uitzet om indrukwekkender te lijken tegenover zijn tegenstander. Alles bij hen ontsproot nog vanuit dierlijke impulsen, omdat ze nog niet konden ervaren dat ze een zuiver bewustzijn waren, dat niet het dierlijke lichaam is, maar het dierlijke lichaam bezielt.

"Echter:" kondigde de man aan, "Jullie zijn nog niet zo ver ontwikkeld als wij." Een sensatie van genot schoot door de man zijn lichaam, terwijl hij dit verklaarde. "Jullie zijn, inefficiënt. Ons leven is veiliger en directer. Wij zijn allen professioneel en ambitieus. Ons infrastructuur onderhoudt ons ten alle tijden."

Het jongetje kon zien waar de man over sprak. De infrastructuur waar hij het over had, was slechts een artificiële imitatie van de natuurlijke cycli. In plaats dat deze cycli slechts ondersteunend waren voor de geest en het vrije leven, hadden deze de overhand in het leven van deze mensen. Het had niet langer een ondersteunende factor, maar een leven-dominerende rol. Zijn volk moest zijn oneindige potentie en openheid limiteren door zich te specialiseren. Zij moesten zich vereenzelvigen met de rollen die hun infrastructuur nodig had om voort te bestaan. Zij moesten hun geest opgeven om de rollen van de natuur op zich te nemen. Zij waren grotendeels nog dier en niet bewust-aanwezige-wezens. Daarom was al hun handelen op angst gebaseerd, daar zij zichzelf sterfelijk en kwetsbaar achtte. Dit kon men zien in het feit dat kudde-activiteiten en voortplanting als het hoogste goed werden aanschouwd, zoals men ook samen at en dronk, alleen om als niet-bewuste-wezens met elkander te zijn. In het samen zijn spraken zij over anderen en de omgeving. Er werd gepraat over resultaten. Er werd constant een beeld geschapen mbt de vooruitgang van hun ontdekkingen. Hun  overlevingsdrang dwong hen ertoe. De omgeving kennen verhoogde de kans tot overleven. Omdat zij kuddedieren zijn, moesten zij ook alles over elkaar weten. De kudde is een belangrijk element in hun omgeving. Ze wilde alles over een ander weten, niet uit liefde, maar voor hun eigen veiligheid.

Het jongetje zag dat het geen zin had de man de wezenlijkheid van zijn eigen volk te openbaren omdat de man zijn overlevingsdrang verwikkeld was in zijn werkelijkheidsbeleving. Zijn angst voor het sterven deed hem krampachtig vasthouden aan alles waarin hij geloofde. Zijn patronen mochten niet verstoord worden, omdat hij dan geopenbaard zou worden aan het onbekende. De geest die vereenzelvigd is met het dier, projecteert zijn angst in het onbekende en de oneindige openheid van het bestaan. Hij wil geen schepper zijn, hij wil een slachtoffer zijn van de vergankelijkheid der natuurlijke cycli. Daar kent hij de sensatie van macht en dus veiligheid. De patronen in zijn geest waren als een afbakening van zijn gebied.. Wie voorbij deze afbakening zou komen, zou zijn bestaan bedreigen.

Het was om deze reden dat de man het Naamloze volk minderwaardig moest vinden en hen als minder ontwikkeld ervoer. Hem confronteren met de aard van zijn beleving, zou hem slechts in agressie en helse angst tot verweer en ontkenning drijven.

"Ik ga verder" sprak de man. "Jullie hebben nog veel te leren, maar ik heb goede hoop voor jullie. Misschien zullen we wel wat geld voor jullie inzamelen zodat jullie net als ons kunnen leven, opdat jullie iets van jezelf  kunnen maken . En niet slechts in het moment hoeven te leven."

Het jongetje knikte de man slechts toe, en zag hoe de man zijn weg vervolgde.

Anoniem 2007

Terug